Of een bal onspeelbaar is, bepaal je zelf.
Je mag dat overal doen, op de fairway, in de rough, op de green, in de bunker, behalve in een hindernis.

Ligt je bal onspeelbaar in een hindernis, dan kies je uit de opties die daarvoor beschikbaar zijn (regel 17.1).

Discussie kan er ontstaan als jij meent dat je bal zodanig ligt dat de regels van een ‘’abnormale baanomstandigheid’ mogen worden toegepast, maar je marker vindt dat de enige optie is ‘onspeelbaar’ verklaren. Daar zijn niet altijd precieze regels voor.

Als je de bal onspeelbaar hebt verklaard dan zijn er drie opties.
Optie 1
- Ontwijken met slag en afstand; spelen vanuit een dropzone op de plaats waar de vorige slag werd gedaan.

Optie 2
- Ontwijken recht naar achteren; vanuit de dropzone van een punt op de lijn die loopt vanaf de vlag door het punt waar de bal ligt.

Optie 3
- Ontwijken zijwaarts vanaf een punt binnen twee stoklengten vanaf het punt waar de bal ligt; uiteraard niet korter bij de hole.

Straffen

• Speel je de bal vanaf een ander punt dan beschreven in de drie opties, dan krijg je de ‘algemene straf’ (strokeplay: 2 strafslagen; matchplay: verlies van de hole).
• Speel je van een ander punt, om daarmee voordeel te behalen, dan volgt diskwalificatie. Voorbeeld: door vanaf een punt te spelen waardoor je geen hinder hebt van bomen, struiken op de speellijn.
• Speel je de bal vanaf zo’n punt, dan word je dus gediskwalificeerd, zowel in strokeplay als in matchplay.